vrijdag 23 oktober 2009

Kraakpand #4.1


17/10/2009

Met Dale Watson, Marike Jager, Chuck Mead, S.W.A.N. en Yoko Sound.

Presentatie: Dirk Blanchart.



Bij de naam Kraakpand stel ik me een verwoed gevecht tegen het modernisme voor. Iets waar podia uit den boze zijn en het publiek meer lawaai maakt dan de artiesten. Terecht: wat geeft hen het recht om te spreken? En nee. Er waren geen podia. Maar het was van een ander kaliber. Het postmodernisme zal gezellig zijn, of zal niet zijn. Het is een concert dat in je woonkamer plaatsvindt. Een wedervaren onder gelijken. En die gelijken waren deze avond een Texaan, een Antwerpse metropoliet, een Nederlandse en een Brusselse. Klinkt als het begin van een goede mop.

Ik kwam te laat. Niet voor de optredens, wel voor de repetitie en het eten. Het was nochtans de dag van de aubergine. Na wat administratief gerompslomp kon ik een babbeltje slaan met Yoko Sound, een fris meisje uit Brussel dat ooit Julie heette en in koortjes zong. Ze wordt geproducet door muzikant Arker, een vlotte dertiger uit Arlon. Samen brengen ze een geluid voort dat door de pers veelal als ‘triphop’ wordt omschreven. Omdat ik een onbeschreven verfrommeld blad ben, nam ik die bewering voor waar aan. Ze hebben tenslotte in het voorprogramma van Tricky gespeeld. Er wordt zelfs gefluisterd dat Julie wel eens bij Hooverphonic zou kunnen passen. Het meisje heeft de naam Yoko aangenomen omdat ze er naar verluidt euraziatisch uitziet. Velen onder ons. Hun eerste album ‘No Enemy’ werd goed ontvangen, en hun tweede single ‘Cigarettes’ krijgt behoorlijk wat noordelijke aandacht en airplay op onze radiostations. Daar waren ze natuurlijk heel blij om: onze taalgrens is op cultureel vlak vaak een granieten gordijn.















Na de gezamenlijke introductie waren Yoko en Arker de eersten die mochten spelen. Ik was meteen van mijn onbeschrevenheid verlost. Julie heeft een prachtige breekbare stem, maar zonder de eindeloze melancholie van pakweg Beth Gibbons. De muziek die ze met Arker maakt is rustige pop; het nummer ‘My Sole Wish’ paste nog het best in dat triphopkleedje. Een beetje nazomer met een bevreemdende avondgloed. Zeker het ontdekken waard voor wie meisjes uit Scandinavië kan smaken.

Bij Nederlandse zangeressen gaan mijn scepsisklieren in overdrive. Ik ben een enorme Neerlandofiel, maar enkel op vlakken die niets met rockmuziek te makken hebben. Nederlandse rockartiesten schijnen gebrand op ‘selling out’ alvorens ze iets waard zijn. Ach, wat oubollig van me. Maar je glijdt gewoon van de gepolijstheid af: misschien kan je net zo goed niks horen. En in een gesprekje met Marike Jager kon ik mijn grote mond niet houden. Ze vertelde dat rockartiesten in Nederland gewoon niet aan de bak komen als ze zich niet netjes binnen de lijntjes houden. En daarom moet ik haar huldigen, want ‘Space’ deed me mijn scepsis uitzweten. Jammer genoeg was dat het laatste nummer dat ze speelde. Terugblikkend kon ik nog net vaststellen dat het hier eerder een zangeres betrof met de emotionele veelzijdigheid van een Feist, dan van een Ilse Delange (no offense). Ze bracht vorig jaar haar tweede cd ‘Celia Trigger’ uit, de opvolger van het misschien te weinig opgemerkte ‘Beauty All Around’.















Dale Watson, dan: een heerlijk verwonderde man die met zijn achttienjarige zoon en crew een tijdje in de lage landen vertoeft en zich beestig goed heeft. Hij werd geboren in Birmingham, Alabama, in 1962, toen dat plaatsje nog ‘Bombingham’ werd genoemd omwille van de gespannen rassenrelaties. Ik brandde van nieuwsgierigheid naar het effect van die plaats op zijn muziek. Geen. Hij verhuisde naar Texas toen hij vier maanden oud was, en nu woont hij in Austin: een breeddenkend eiland in wat voor de rest op alle denkbare vlakken een woestijn is. Watson’s muziek wordt omschreven als country, maar een vlugge blik op zijn teksten leert dat hij daar niet blij mee is. Hank Williams en Johnny Cash kronkelen volgens hem van het ongenoegen met de weg die countrymuziek is ingeslagen. Daarom verkiest hij de term ‘white man’s blues’. En die bracht hij - à la façon de Cash. Compleet met grijze vetkuif toe. Het was aandoenlijk en aangrijpend, al zal mijn mening wel gekleurd zijn door de genegenheid die ik de man toedroeg. Niet in het minst om het hartelijke gesprek dat we hadden over zijn stadsgenoot Bill Hicks, vrede zij met hem. Cash lovers zullen met ‘From the Cradle to the Grave’ niet bedrogen uitkomen. Watson staat zelfs als Cash verkleed op de cover.















Hij werd afgelost door Chuck Mead: iemand waar ik me minder, lees niet, op had voorbereid. Ook hij bracht oncountry. Mead is de zanger van de band BR5-49: hillbilly voor meerwaardezoekers. De plaat die hij net heeft uitgebracht heet ‘Journeyman’s Wager’. Hier dacht ik meer aan de groten uit de vertelfolk dan aan country. Mead is een man die met veel gevoel zijn verhaaltjes brengt en je achterlaat met het gevoel dat je had moeten luisteren naar de tekst. Ik ben wel met hem in de Dulle Friet beland, maar ach: dat verslag staat elders.















De drie vorige formaties pasten perfect in de gezapige sfeer die in dit kraakpand heerste. Nee, dan S.W.A.N., het nieuwe project van David Bové van Think of One. Bové (met ZZ Top-baard) en zijn Braziliaanse schone openden met het veelzeggend getitelde ‘Rock del Sol’. Het applaus was warm, maar beweging was er in dat publiek niet te krijgen. Behalve om hun zoveelste Vedett uit een glas te bestellen. Daarna speelden Bové en Brazil een sambaversie van ‘A Forest’ van The Cure, en dat vond ik nu eens zalig. Maar het publiek ontving het met beleefde terughoudendheid. Ach. Ook ‘Chrome Jesus’ en de afsluiter van de avond, ‘Angelique’, waren uitbarstingen van Braziliaanse, Afrikaanse en Antwerpse energiebronnen die Suez best met argusogen bekijkt. Een Nouvelle Vague op speed misschien? Nee, geen vergelijk meer: een Bové die ik wild kon smaken.

En Dirk Blanchaert? Die was Dirk Blanchart. Gelukkig.

Tekst: Maarten Bieseman
Foto's: Dirk Janssens

woensdag 3 juni 2009

Kraakpand #3.4


23/05/2009

Met The Go Find, Luc Van Acker, Tom Pintens, Tom Wolf en Scott Matthew.

Presentatie: Dirk Blanchart.












Zaterdag, een uur of half zes in de namiddag. De vierde Kraakpand van het jaar belooft veel goeds: Tom Pintens, The Go Find, nobele onbekende Scott Matthew en nationale legendes Luc Van Acker en Tom Wolf vullen de affiche. De zetels staan klaar, de stoelen door elkaar en de bands nemen hun plaatsen in voor de doorloop – de generale repetitie. De lichten gaan aan en Dirk Blanchart legt de introtune uit: ‘Roadrunner’ van Jonathan Richman. Wij liggen in een deuk met de voorspelbare vrolijke chaos – en zingen voor de rest van de dag “Put your radio on”.

Tijd voor de échte doorloop dan: alle muzikanten spelen een vijftiental seconden van elk nummer, in de volgorde waarin dat ook vanavond zal gebeuren. Eerst aan de beurt: Luc Van Acker en Anna Domino, die samen voluit vals zingen. Tom Pintens is daarna een handvol noten lang groovy, waarna Tom Wolf “lang geleden” komt zeggen en ons meteen aan Nick Drake doet denken. Vanavond horen we ‘m voor het eerst volop spelen – een uitkijkertje. Geen idee dan wat te verwachten van Scott Matthew, maar uit 30 instrumentale seconden piano, ukelele en bas blijkt een voorliefde voor Antony, Iron and Wine en aanverwante ingetogen warmtestralers. Heel wat anders dan The Go Find, die duidelijk de intentie hebben om onze kop eraf te rocken.

Tien voor negen: de zaal zit tjokvol, een genoeglijk geroezemoes stijgt op. Vera Hall zingt ‘Trouble So Hard’ en dienborden vol bier walsen door de zaal. Die zit overigens vol met volk van alle standen, rangen en leeftijden. De dj schuift Sergio Leone omhoog en de zaallichten dimmen. Een spot volgt Dirk Blanchart, die ‘Roadrunner’ inzet en alle bands en artiesten voorstelt. Het onheil blijft beperkt, en meteen trekt The Go Find ‘Over The Edge’ op gang. Hun indietronics klinken gedreven, sfeervol freaky en toch heilzaam, al valt ook het beperkte stembereik van Dieter Sermeus op.

Hoewel: Luc Van Acker en Anna Domino demonstreren meteen daarna wat écht slecht zingen is. De sublieme popsingle ‘Zanna’ wordt gereduceerd tot een lelijke brij van post-industrieel lawaai en vals geschreeuw. De ‘performance’ mist alle subtiliteit, en dus ook zijn doel. De gesmokkelde referentie aan Brad’s ‘20th Century’ maakt veel duidelijk: dit is geschiedenis, geen heden, laat staan toekomst.

Tom Pintens, dan: met zijn akoestische gitaar bouwt de ex-Zita Swooner een bezwerend sfeertje op, waarmee hij de zaal moeiteloos op zijn hand krijgt. ‘Een beetje vrijheid’ is hevig en zacht tegelijk, zoals de beste vrouwen. Erg knap refrein, overigens. ‘Badlands’ van Tom Wolf is vervolgens een vreemd nummer, met een wringende zanglijn, een wat klagerige tweede stem en intimistische, kale gitaarfiguurtjes. Wij moeten aan Robbie Robertson denken – voorwaar geen slechte gedachte.




Tijd voor de verrassing van de dag: de Australische New Yorker Scott Matthew, volgens Humo, Urgent FM en Dirk Blanchart een absolute ster in wording. En duidelijk nu al een publieksfavoriet, aan het warme welkomapplaus te merken. Terecht, voegen we daar graag aan toe: die dynamische dramatiek! Die zoetgevooisde Antony meets Elvis Costello-stem! Die fluwelen Broadway blues! Matthew kiest voor uitgepuurde maar meeslepende arrangementen (piano, bas en cello) en voegt daar zelf, in het wat gedrevener ‘Community’, een spaarzame ukelele aan toe. Mooi!















The Go Find mogen dan met de fijne single ‘New Year’ de beste proeve van hun prikkelpop brengen, en doen dat vol vertrouwen. Wij denken aan Sonic Youth en driekleurige strandballen. Om daarna onze oren genadig af te wenden van Luc Van Acker, die alweer schreeuwlelijk ‘Heaven’ op gang trekt. De drums zijn LUID, uit de machines komen vaag oriëntaalse klanken en Van Acker doet een soortement rap. Denk Ministry-light, en dan gauw aan iets anders.

Aan Tom Pintens, bijvoorbeeld, die zijn ‘Er is Das Pop’ laat opvrolijken door de fantastische beatboxer/sidekick Stijn Cole. Een innemend en winnend nummer, met ondermeer de fantastische zinsnede “Er is Das Pop, er is veel beat, maar er is ook verdriet”. Het leven zoals het is: grootkunst. Scott Matthew trakteert vervolgens op een derde portie rijk geschakeerde kamerpop vol herhalingen en schaduwen, geritmeerd door machtige uithalen met zijn meesterlijk sfeervolle stem. Jawel: wij zijn onder de indruk.















Tom Wolf doet ons steeds meer aan een abstract-expressionistische schilder denken – de Rothko van de rock, de Johns van de folk. Zijn precieze toets, de subtiele percussie en die plotse pop in een brede blues: ‘Roomtravel’ is onvermijdelijk in al zijn bescheidenheid. Net hetzelfde kan overigens van Dirk Blanchart gezegd worden, die met zijn haast twee decennia oude ‘Vertigo Blues’ het kot stampvoetend overhoop haalt. Een onverstoorbaar ruwe gitaar, een stem van een goed jaar: ons hoofd staat niet stil.

Waarna Luc Van Acker alweer het grote noisegebaar maakt, en wij ons van verder commentaar onthouden. Pintje! ‘In Charleroi’ oogst herkenningsapplaus, en ontvouwt zich als een mooie schets van ‘la Belgique profonde’, met een warme gitaarsound en guitige piano-accenten. ‘Monday Morning’ van The Go Find lijkt nadien voor vele vrouwen het signaal voor een plaspauze – en niet geheel onterecht. Het nummer kabbelt maar wat weg, zonder duidelijk doel. Scott Matthew speelt daarna zo verstild dat de klik van onze balpen hoorbaar is. Rock & roll!

‘To hear Odessa Sigh’ is wellicht de mooiste songtitel van de avond, en in elk geval een monument van een lied. Tom Wolf wisselt tussen kalm kabbelen en stevig gedreven, zingt als een held en smokkelt zowaar een “pop shoe waddy waddy” in het sluitstuk. Verkocht! ‘For Mods only’ is dan weer wat kalmer, en de perfecte showcase voor een perfecte popstem.

Luc Van Acker haalt voor ‘Warm Leathered’ zijn ‘kraakdoos’ boven: een tuig zo groot als een boek kaarten waaruit allerhande gillende geluiden ontsnappen. Wij noteren nog een citaat uit ‘We are your friends’ van Justice, en gaan plassen. Tom Pintens speelt daarna zijn gitaar kapot in de intro van ‘Nieuwe Tarzan’, wat de hilarische oneliner “Zijn er nog gitaren in de zaal?” oplevert. Tom Wolf snelt te hulp, en even later klinkt een onrustig lied met een hevige beatbox. Fijn.

The Go Find zijn met ‘Dictionary’ weer lekker op gang: spontane vage gedachten aan Modest Mouse, Mercury Rev en Das Pop zijn hun deel. Singlemateriaal. Waarna Dirk Blanchart de show mag afkondigen, en Scott Matthew voor een waardig coda zorgt met een schijnbaar vrolijk drinkebroerslied. Hint begrepen: wij naar de toog. Schol, Kraakpand, en tot in oktober.

vrijdag 20 februari 2009

Kraakpand #3.1


14/02/2009

Met Racoon, Bai Kamara Jr, Roy Aernouts en Lize Accoe.

Presentatie: Dirk Blanchart.



Kraakpand #3.1.


Een verslag in vijf stellingen.






• Nederlanders zijn de Amerikanen van Europa

Racoon is een bandje uit Zeeland dat klinkt als een groepje uit de Amerikaanse Midwest. Hun zanger heeft die typische rockrasp in zijn stem, en haalt zo moeiteloos uit dat hij tijdens de soundcheck sms’jes kon lezen terwijl hij zijn band door ‘My Town’ loodste. Zing wat je kent: een sterke song . De jongens zien eruit als de boerenzonen van om de hoek – of als de knoestige kinderen van werkloze fabrieksarbeiders uit Detroit. Racoon klinkt als Creed, Nickelback en Kane: een beetje een one-feel-band, maar dan wel een best aangenaam gevoel.
De Nederlanders bleken ook ontzettend populair in eigen land (hun laatste plaat haalde er vlot platina) en ze toerden onlangs succesvol in – jawel – de VS als voorprogramma van de Lemonheads. Of ze al eerder de grens met België overstaken? Dat is een ja: met het radiovriendelijke ‘Love You More’, een leuk lied met een zwierige, wat melancholische harmonicasolo en fraaie tweestemmige harmonieën. Fijn zo.















• Humor en muziek gaan niet samen

Tijdens de doorloop – de generale repetitie – speelden alle muzikanten voor het eerst samen de ‘theme tune’: ‘Roadrunner’ van Jonathan Richman. Gelachen! Na enkele nieuwe pogingen ging het al wat beter, maar ’s avonds liep het toch weer heel eventjes mis. Niet makkelijk, zo tot zes tellen.
Dirk Blanchart blijkt een geboren presentator: hij schudde de kwinkslagen vlot uit zijn iets te strakke mouwen, en hield er flink de sfeer en vaart in.
Maar de echte lach-en-dans man van de avond was Roy Aernouts: de cabaretier/liedjesmens stal vrolijk het applaus van Racoon, zweepte het publiek moeiteloos op met zijn hilarische en toch doorwrochte teksten en bekroonde de avond met een in vlekkeloos Amsterdams gezongen ode aan de snelle hap van de ‘snekbar’. Je lachte luid en werd tegelijk een heel klein beetje triest: grote klasse.















• Roken is slecht voor de stem

Heel wat muzikanten roken – het was dan ook een feestje in vele afleveringen op het achterterras van de Handelsbeurs – maar opvallend weinig zangers laven zich aan het paffertje. Twee uitzonderingen maar: Dirk Blanchart, die er een mooie sonore klank aan heeft overgehouden, en Lize Accoe. Lize’s stembanden moeten wel van titanium zijn: haar vocale acrobatieën waren indruk- en duizelingwekkend. Swingende buitelende nieuwe songs, trouwens, met een dwingende funky backbeat en delicate gitaren die regelmatig lekker loos mochten gaan. Feest!















• Muziek = competitie

Een fijne bijkomstigheid van het nieuwe Kraakpand concept: de liedjesrevue als netwerkingmiddel. In de backstage, aan tafel en op het rookterras werd er duchtig informatie uitgewisseld over concertzalen, festivalorganisatoren, boekers en managementbureaus. En natuurlijk kwamen ook de MIA’s aan bod. Conclusie: appelen zijn geen peren, en waarom zijn de ZAMU’s eigenlijk dood?
Opvallend ook hoe complementair de verschillende bands en artiesten waren: de verdienste van programmator Michael Joostens, en heel erg leuk voor het publiek, dat een moeiteloos boeiend spektakel zag en hoorde.
Al even opmerkelijk: de intense aandacht waarmee de andere muzikanten naar Bai Kamara Jr. luisterden. De songsmid uit Sierra Leone met standplaats in Brussel maakte dan ook indruk: zijn heldere en zielvolle stem deed onvermijdelijk denken aan Bob Marley, Michael Franti en John Legend, terwijl zijn percussieve gitaarspel dan weer Keziah Jones in herinnering riep. Sterk en oprecht.















• Muzikanten zijn ijdel

Wie ’s middags de Handelsbeurs binnen kwam waaien had het best lastig om de muzikanten van de roadies en vaste crew te onderscheiden: zo verfomfaaid liepen de meeste klankentappers erbij. Wat een verschil met ’s avonds: plots was daar make-up, staken de heren in pakken en werden haardossen in veelkleurige banden verpakt.
Maar de prijs voor meest opvallende aanblik van de avond ging zonder enige twijfel naar gitarist Denny van Racoon: naast het podium een minzame jongeman, maar eens aan het spelen transformeerde hij in een haast bezeten grijnzende cherubijn die met gesloten ogen wankel heen en weer stond te wiebelen. We hebben ’t hem gevraagd: hij kan er zelf ook niet naar kijken.



Slotsom: een heel sterke eerste editie van het vernieuwde Kraakpand concept, en voortaan een vaste maandelijkse afspraak. Want zeg zelf: vier bands ontdekken in een prachtige zaal voor amper vijf euro, daar wint toch iedereen bij?

Uitspringers: ‘Disposable Society’ (Bai Kamara Jr.), ‘My Town’ (Racoon), 'Eten Na 8' (Roy Aernouts), ‘Single Men’ (Lize Accoe)

Meer foto's? Klik door naar de Kraakpand Flickr pagina.



Tekst: Jan De Ryck. Foto's: Koen Keppens.